Zaailingen uitplanten

Planten uitplanten, hoe doe je dat?

En dan gaan de zaailingen die je na het zaaien binnen zo lekker hebt vertroeteld naar buiten, de wijde wereld in. Wanneer en hoe doe je dat? En hoe zorg je ervoor dat ze het overleven?

Het uitplanten is een belangrijk moment: kiemplantjes verlaten de plaats waar ze opgekweekt werden (potje, tray, zaaibed) en komen op hun definitieve groeiplaats terecht. Voor de plantjes is dit een stressmoment. Zorg daarom voor sterke, gezonde planten en ga voorzichtig te werk.

Langzaam wennen

Laat de plantjes voordat ze de volle grond ingaan wennen aan het temperatuurverschil, de zon en de wind. Dit wennen noem je ‘afharden’. In het hoofdstuk over verspenen noemde ik dit al.

Afharden doe je als de dagen warmer worden. Kies een zachte bewolkte dag uit om je plantjes een paar uur buiten te zetten. Zet ze niet in de felle zon, want de jonge plantjes kunnen nu nog gemakkelijk verbranden.

Niet alleen de verandering van temperatuur is een overgang, maar de jonge plantjes moeten ook nog wennen aan de luchtverplaatsing (wind) en het duurt even voordat ze gewend zijn aan de snellere verdamping en ademhaling buiten. Gaan ze de eerste keer dat ze buiten zijn slap hangen, dan hebben ze het moeilijk met de wind en zon en is het beter het op een nog zachtere dag nog eens te proberen.

Zet de plantjes gedurende een of twee weken iedere dag wat langer buiten, totdat de planten gewend zijn. Blijft de temperatuur ’s nachts herhaaldelijk boven de 10°C, dan mogen de planten de hele nacht buiten blijven. Ze hebben nu meer water nodig dan eerst. Na een week is het afharden klaar.

Maar als de eenjarigen vanwege een lage temperatuur langer dan een week dag en nacht weer naar binnen moeten, is het effect van het afharden weg en moet je weer opnieuw beginnen. Dit komt gelukkig niet zo heel vaak voor.

zaailingen afharden voordat ze volle grond in gaan

De rest van dit verhaal geldt voor zaailingen uit trays, potjes en kistjes, maar ook voor zaailingen die je opkweekte op een zaaibed buiten en die nu meer ruimte nodig hebben.

Alleen sterke planten

Je plantjes moeten groot genoeg zij voordat je ze uitplant. Ze moeten twee tot drie échte bladeren hebben (dat zijn de bladeren die verschijnen na de twee kiemblaadjes). Over het algemeen zijn de plantjes dan zo’n 10 cm hoog. Maar er zijn uitzonderingen, zo planten we bietjes al uit als ze nog maar 3 cm groot zijn. Ze hebben dan wel al twee tot drie échte bladeren, dat is echt een voorwaarde.

Anders zijn je planten gewoon niet sterk genoeg. Wil je echt een goede oogst, dan gebruik je alleen planten die sterk en gezond zijn. De rest valt af en gaat naar de composthoop. Zijn de uitgekozen plantjes wat slap? Giet ze dan eerst goed nat zodat ze voldoende water kunnen opnemen en plant ze als ze weer fier rechtop staan. Aangekochte planten in een potje zet je eerst een half uur in een emmer water voordat je ze uitplant.

Gematigd weer

Zoals gezegd is uitplanten een nogal stressvol moment voor je planten. Dat komt vooral door de overgang van de aangename temperatuur binnen naar de koelere omgeving met wind, zon en alle weersinvloeden buiten. Plant vooral niet te vroeg uit.

Je wachtte al tot er geen nachtvorst meer is. Maar zeker met de klimaatveranderingen van de laatste jaren verloopt het weer nogal grillig en kan het ineens kouder of warmer worden dan je verwachtte. Let goed op de weersvoorspelling en zet je plantjes in de grond bij gematigd weer: niet al teveel zon met af en toe een lekker buitje en niet teveel wind. Dat zijn de beste omstandigheden om uit te planten. Plant niet uit bij brandende zon (bladverbranding), storm, overvloedige regen, vorst.

Bovenstaande geldt ook voor plantjes die zijn opgekweekt in een zaaibed. Deze zaailingen zijn al gewend aan de weersomstandigheden buiten, maar omdat het uitplanten ook voor deze plantjes een stressmoment is waarvan ze moeten bijkomen, kies je ook dan een periode met gematigd weer.

Check ook de grond. Vaak wordt wel over het weer nagedacht en of het nog gaat vriezen. Maar minstens zo belangrijk is het om je af te vragen hoe koud en nat de grond nog is waar je de jonge zaailingen in gaat planten. Grond heeft net als zeewater tijd nodig in het voorjaar om op te warmen. Dat lukt trouwens beter als die grond opengewerkt en niet te nat is.

Ook overbrengen en uitplanten van planten in de kas (bijvoorbeeld tomaten en pepers) doe je bij gematigd weer. De zon werkt in de kas bijna als een vergrootglas en binnen een dag kan het blad verbranden van je in het donkerder huis opgekweekte zaailingen.

De techniek van het uitplanten

Eerst maak je de grond van het perceel los met een hark en maak je de grond gelijk. Dan maak je plantgaten waar je later de plantjes in stopt. Op losse grond kun je plantgaten maken met je handen. Als dat niet lukt, gebruik je een plantschopje of een pootstok. Giet water in de plantgaten zodat de bodem goed nat is.

Maak met je handen de grond rond de plantjes goed los. Pak het plantje vast bij de stengel, vlak boven de grond. Trek de plantjes dan voorzichtig en langzaam uit de losse grond in het potje, de bak of het zaaibed.

Leg de plantjes in een kistje op een krant. Vanuit het kistje stop je de plantjes één voor één in de plantgaten.

Plant het plantje iets dieper dan ze het op een eventueel zaaibed stond. De onderste bladeren moeten boven de grond uitkomen. Zo staan ze lekker vast en kunnen ze niet knakken bij winderig weer. Dan vul je het plantgat met grond. Druk de grond rond het plantje goed aan. Zo zorg je voor een goed contact tussen de wortels en de grond.

Tip! Als je in een gootje zaait of verspeent in plaats van in een tray of losse potjes, kun je je zaailingen in één beweging erin schuiven. Je maakt dan geen afzonderlijke gaten in de grond voor elk plantje, maar een geul. Zo beschadig je de wortels minimaal!

Hieronder een filmpje dat waarin je kunt zien hoe pompoenen én tomaten worden uitgeplant. En passant zie je ook hoe een erwtensteun wordt gemaakt en wordt het verschil tussen de reguliere en natuurlijke moestuin getoond. Over de natuurlijke moestuin vertel ik je later meer.

Ruimte tussen de planten

De bedoeling is dat je plantjes gaan groeien. Daarvoor hebben ze ruimte nodig. De afstand waarop je de plantjes van elkaar moet uitplanten varieert per gewas.

Zo hebben pompoenen veel ruimte nodig. Elke plant geef je 2 à 3 m².

Courgettes houden ook van ruimte. Iets minder dan pompoenen, maar toch nog 1 m² per plant.

Heb je maïs in je tuin? Plant de plantjes uit op rijen die 75 cm van elkaar liggen. Laat tussen twee opeenvolgende plantjes in een rij 20 cm.

Wil je het moment van uitplanten weten? Bekijk dan onze zaaikalender.

Meststoffen en water

Geef zeker niet gelijk meststoffen mee. Meststoffen voeg je aan de grond toe een week of 2 tot 3 voor je zaailingen uit gaat planten. Geef meststoffen nooit op het moment van uitplanten en laat de zaailing ook niet in direct contact komen met meststoffen. Meststoffen kunnen scherp zijn en de worteltjes beschadigen.

Na het planten geef je de zaailingen meteen water. Ook als de grond in principe vochtig genoeg is. Dat noem je ‘aangieten’. Het doel is niet perse om de zaailing te laten drinken, maar om met het water de grond rond de wortels dicht te spoelen zodat alles goed aansluit.

En dan gaan ze groeien

Althans, dat is de bedoeling. Om uit te groeien tot compacte, gezonde planten hebben de zaailingen veel licht, veel frisse lucht en grond nodig die vochtig is, maar niet doorweekt.

Wat doe je als je een week lang bent vergeten ze water te geven en het heeft niet geregend? Je hebt zo je best gedaan ze te laten kiemen, je hebt ze opgekweekt, uitgeplant, en nu ben je je plantjes misschien wel kwijt! Of in elk geval gaan je zaailingen er niet beter van groeien…

Water geven is belangrijk voor zaailingen en jonge planten, want de wortels zijn nog te klein om zelf water te zoeken en uit de diepte op te halen. Maar dat is wel waarnaar je streeft: dat het volwassen planten worden die onder normale omstandigheden voor zichzelf kunnen zorgen.

Dus geef je net na het uitplanten nog regelmatig wat water (tenzij het regent). Maar je bouwt dat bewateren steeds meer af. Want je wilt geen luie planten die geen wortels maken, omdat ze alles op een presenteerblaadje krijgen aangereikt. Jouw plantjes moeten zelf actief op zoek gaan naar voeding en vocht. Zo worden het bovengronds en ondergronds grote, sterke planten.

Belagers

Niet alleen jij houdt van je plantjes, ook duiven en slakken zijn er gek op! Veel soorten zijn juist als je klein zijn aantrekkelijk voor slakken. Als deze gewassen groter worden, vinden slakken ze minder smakelijk. Dat groter worden, is nog een uitdaging met slakken in de buurt. Hoe je slakken weert, lees je in de les over de bestrijding van slakken.

Slakken houden van zaailingen

Ook duiven houden van een jong doperwtenplantje of kapucijnerplantje. Je kunt je jonge en net uitgeplante zaailingen beschermen met vliesdoek, een net, gaas, een opstaande rand, afhankelijk van het dier waarvan je het meeste last hebt. Lees meer over de bescherming van de plantjes tegen dieren.

Onkruid

Wat wij onkruid noemen is vaak waardevol voor de bodem (voedingsstoffen, vasthouden bodem, bedekken bodem), voor dieren en soms voor ons. Onkruid bestaat niet in mijn ogen. We noemen iets onkruid, omdat het de tere plantjes die wij telen, onze groenten en fruit, overwoekert. Zeker als onze plantjes nog klein zijn, onkruid groeit meestal sneller. Het gebruikt daarbij het voedsel dat je aan de bodem gaf en sterkere wortels van de onkruiden verdringen de wortels van je zaailingen. En voor je het weet heeft het onkruid je zaailingen overwoekerd, tot de zaailingen het uiteindelijk opgeven, want vechten tegen onkruid is een verloren gevecht.

Het is daarom beter als het teeltbed wanneer je uitplant een beetje schoon is. Want behalve dat onkruid snel groeit, bloeit het ook snel (afhankelijk van het soort). Zo krijg je elk jaar duizenden onkruidzaden in je tuin. En in de grond slapen al enkele miljoenen onkruidzaden die wakker worden zodra de omstandigheden dat toelaten, soms zelfs nog wel na meer dan 10 of zelfs 20 jaar. Meer onkruid willen we dus niet.

Zorg er in de eerste weken voor dat alle voeding, lucht, licht ten goede komt aan je zaailing door eromheen te wieden. Je kunt over elke zaailing een stolp plaatsen van 25 cm hoog totdat deze een plant is geworden die sterker is dan jong onkruid. Dan kun je altijd nog beslissen of je wel of geen onkruid wilt. Maar dan zijn je zaailingen ondertussen groot genoeg om zichzelf staande te houden.

Hoofdafbeelding van Zsuzsanna Tóth via Pixabay
Foto slak door bloodofeve via Pixabay