De indeling van je tuin

Een moestuin in de stad is heel goed mogelijk.

Je wilt een moestuin beginnen en bent op zoek naar een stukje grond. Waar let je dan op? En hoe deel je je nieuwe moestuin in? 

Als je een stukje grond zoekt om groenten te verbouwen, kies je een plaats uit waar in alle seizoenen veel zon schijnt. Houd ook rekening met bomen en struiken. Die kunnen zodanig groeien dat ze je moestuin overschaduwen. Het beste kies je voor een stuk grond op het zuiden, eventueel op het zuidwesten.

Kies een plek die vlak ligt of maak deze vlak. Anders krijg je droge en natte gedeeltes. En dat is niet goed voor je plantjes. Heb j een pad op natte grond? Dat  kun je bedekken met bijvoorbeeld houtsnippers die je regelmatig aanvult. Gebruik liever geen grint of steentjes. Deze verspreiden zich gemakkelijk door de tuin en je pad wordt zo weer een modderpad.

Kies een plaats uit die dicht in de buurt van een kraantje of wateraansluiting ligt. Zo kan je de groenten gemakkelijk water geven.

Indeling

Je kunt klein beginnen. In je eigen tuin, op een moestuincomplex, rond de school of jouw kinderopvanglocatie is een stuk van 5 bij 10 meter ideaal. Dan heb je de ruimte om naast groenten ook fruit, kruiden en bloemen te telen.

Maak in de lengte een hoofdpad dat door je hele tuin loopt. Omdat je tuin als je bovenstaande afmeting kiest niet heel breed is, doe je dat het beste aan de zijkant. En wel aan die kant met de meeste schaduw waar je plantjes het toch niet zo goed doen.

Dwars op het hoofdpad komen de percelen. Denk eraan dat kinderen kortere armen hebben en maak ze dus niet te breed. Als je uitgaat van een lengte van 10 meter dan maak 6 percelen van 80 cm breed met telkens een paadje van 90 cm ertussen. Een soort zebrapad met aan de uiteinden van de moestuin een smaller paadje. Zo kunnen kinderen overal gemakkelijk bij en zich goed bewegen tussen de percelen. De tussenpaadjes bedek je eventueel ook met houtsnippers.

Bovenstaande indeling is een voorbeeld. Bij een langgerekt stuk leg je de percelen niet naast elkaar, maar achter elkaar. Een cirkel met parten is ook leuk. Eigenlijk kan elke vorm zolang je de percelen maar even groot houdt. Dat is nodig, omdat de gewassen vanwege de wisselteelt elkaar opvolgen.

Het uitmeten van de teeltbedden en de paden is een leuk klusje. En bovendien een uitstekende gelegenheid om kinderen te laten rekenen.

Plattegrond

Een plattegrond op schaal (bijv. 1:20) maken is handig. Je kunt er op schaal intekenen wat je in je tuin wilt: percelen, fruitstruiken, zithoekje, paden, composthoop en kas. Teken ook waar de zon opkomt en ondergaat. Zo kun je bepalen waar de bloemen, kruiden, het fruit en de groenten komen. Houd rekening met de voorkeur van planten voor zon, halfschaduw en schaduw.

Maak een paar kopietjes zodat je verschillende indelingen kunt maken.

Hierbij zijn de volgende tips handig:

  • Groenten, bloemen, aardbeien, aardappelen en kruiden groeien het beste in de zon.
  • Rabarber groeit in de zon en in halfschaduw.
  • Alle fruitbomen liefst in de zon.
  • Aalbessen en kruisbessen houden van zon. Ze kunnen in de halfschaduw, maar de bessen worden dan wat minder zet.
  • De composthoop kun je in de schaduw aanleggen.
  • De paden kunnen overal, daar waar handig is.
  • Een eventuele kas moet in de zon.
  • Een zitplek is lekker in de zon. Toch wil je misschien ook wat schaduw op hete dagen. Deel je tuin zo in dat je verkoeling kunt vinden in de schaduw.

Ook moet je rekening houden met de afstanden tussen de volgende planten:

  • Kleine fruitbomen 3 meter uit elkaar
  • Grote fruitbomen 4 meter uit elkaar
  • Bessen 1,25-1,50 meter van elkaar
  • Aardbeien (zowel rijen als planten onderling 50 cm)
  • Rabarberplanten 1 meter van elkaar

Houd er rekening mee dat aardbeien niet meegaan in de wisselteelt. Die gaan 2-3 jaar mee en krijgen daarom drie vaste bedden.

Ook aalbessen en kruisbessen krijgen een vaste plek in de zon of halfschaduw.

Bramen en frambozen kunnen als haag worden gebruikt. Ook appels, peren, pruimen en kersen kunnen een plek krijgen in de zon. Let er bij deze vruchten op dat ze niet teveel schaduw geven in de tuin.

Jonge fruitstruiken en – bomen kun je eventueel verplaatsen tussen half november en half april om een betere indeling van je tuin te kunnen maken. Doe dit niet met oude bomen, want een oude boom verplaats je beter niet.

Opdracht in de klas

Het maken van een plattegrond kun je ook door de kinderen laten doen als je weet wat je in de tuin wilt telen. Laat ze in een grote ruimte zoals een klaslokaal (in groepjes) alles indelen in de werkelijke maten van de moestuin. Ze kunnen meubels en voorwerpen gebruiken die de planten voorstellen. Laat ze hierbij rekening houden met de zon, de lichtbehoefte van planten en de afstand onderling. Ze kunnen hierbij een kompas gebruiken.

Dan deel je kopietjes uit van de schets die je maakte van de moestuin op schaal, zonder indeling. Laat de kinderen hier de indeling die ze maakten op intekenen waarbij ze de afstanden omrekenen naar de schaal die je gebruikt.

Beschutting

Je moestuin heeft beschutting nodig. Anders worden je gewassen teveel blootgesteld aan koude en uitdrogende wind. Voor de beschutting gebruik je het liefst hagen, heggen en kleinfruitstruiken. Die bieden namelijk een schuilplaats en voedsel aan vogels, zoogdieren en insecten. En dat zijn de natuurlijke vijanden van de diertjes die jouw groenten opeten.

De noodzaak voor beschutting is niet voor elke windrichting hetzelfde.

Zuiden:

Alle zon uit het zuiden is welkom. In het vroege voorjaar verwarmen de eerste zonnestralen de bodem en kunnen door de warme zon de vroegste teelten opgroeien. De zuidkant laat je dus het liefste open, zodat je het zonlicht optimaal benut.

Oosten:

De zon komt op in het oosten, die ochtendzon is belangrijk is voor de plantengroei. Van wind heb je uit die windrichting iet veel te vrezen, oostenwind is er niet zo vaak. En waait het toch vanuit het oosten, dan brengt de wind in de winter meestal koude lucht mee en in het voorjaar uitdrogende lucht. Om toch wat bescherming te bieden, kun je denken aan een rij bessenstruiken van een meter breed.

Noorden:

Op het noordelijke halfrond staat de zon nooit in het noorden. Wind uit het noorden is dan ook een koude wind. Het beste bescherm je je tuin aan de noordzijde met een scherm van 2 meter hoog.

Westen:

Vanuit het westen komen weliswaar wind en regen, maar niet echt kou. Staan je gewassen in een open gebied en wil je ze beschermen tegen stormen? Kies dan sterke, windbestendige struiken. Een wintergroene haag geeft de meeste beschutting.

Over soorten beschutting vertellen we meer in de les over afrastering.

Fotocredit
Foto door Ian S. gepubliceerd onder Creative Commonlicentie.