Boerenkool telen

Boerenkool met spinsel

Boerenkool is een erg gezonde en veelzijdige groente die de kale wintermoestuin opfleurt. Het is een sterk gewas dat op vrijwel alle grondsoorten kan worden geteeld, mits de grond goed afwatert. Je zaait boerenkool in het voorjaar voor een oogst in de herfst of de winter.

In deze les vertel ik je veel over bodemstoffen die van invloed zijn op de groei van de boerenkool. Deze informatie kom je ook in andere lessen tegen. Af en toe wordt lesstof herhaald zodat je het beter kunt plaatsen. Geen zin nu om alles te lezen? Lees dan in elk geval de alinea’s over zaaien en de bodem.

Boerenkool is een typisch Nederlandse groente, maar komt oorspronkelijk uit het oostelijk Middellandse Zeegebied, net als bloemkool, witte en rode kool. Het gekroesde blad werd waarschijnlijk al door natuurvolken als groente gegeten. De groente is in zijn huidige vorm al meer dan tweeduizend jaar oud.

Boerenkool is erg gezond, de groente bevat de mineralen calcium (goed voor botten en tanden!), fosfor, ijzer, natrium en kalium. En daarnaast de vitaminen B1, B2 en na bereiden B6 en C.

Hoe kouder, hoe lekkerder

Behalve gezond is deze groente die behoort tot de kruisbloemenfamilie voor een kool niet moeilijk om te telen. Het gewas kan koude goed hebben en de plant heeft niet veel last van ziektes. Je ziet hem dan ook in veel moestuinen staan. Van één plant kan je al vaak een mooi maaltje boerenkool oogsten. Wil je ook zaad oogsten, dan heb je er meer nodig, voor de kruisbestuiving.

Je zaait boerenkool van begin mei tot eind juli. Oogsten doe je een half jaar later, dus eind herfst als je in mei zaaide en begin winter als je in juli zaaide. Voor herfst en winter bestaan verschillende rassen. Een belangrijk verschil tussen de rassen is de mate waarin ze tegen de vrieskou kunnen, dat varieert van matige tot strenge vorst (tot zelfs -15°C). Van vorst wordt de boerenkool alleen maar lekkerder, want door de kou wordt het zetmeel in suikers omgezet.

Van alle koolsoorten kan boerenkool het beste tegen vorst.

Boerenkool wordt lekkerder als de vorst erover is geweest.

De bodem

Boerenkool groeit het beste op humusrijke, kalkrijke zavel- en lichte kleigronden.

Teel je op kleigrond, maak deze dan los vóór de winter voorafgaand aan het zaaien en werk meteen wat mest of compost onder. Lichtere grondsoorten kun je bewerken een paar weken vóór het zaaien of planten.

Erg belangrijk is dat de boerenkool zijn lange wortels goed door de bodem kan verspreiden. De plant wortelt namelijk diep en is bij kruimige grond daardoor niet heel gevoelig voor droogte.

Maar omdat het een wintergewas is, zal er eerder vaak sprake zijn van te natte grond (’s winters is het immers natter dan ’s zomers). Let er daarom op dat neerslag goed weg kan vloeien. Teel je op een nat (laag) stukje, dan kun je beter op teeltruggen telen, zodat de boerenkool niet te nat wordt.

Een nadeel van de boerenkoolteelt op kleigrond is dat je de bodem niet voor de winter kunt losmaken op het moment dat er boerenkool groeit. Dat betekent dat de lente erna gewassen worden ingezaaid of geplant op een kleibodem die voor de winter niet goed is losgemaakt. Dat kan resulteren in een lagere opbrengst van deze gewassen.

Je maakt dus een keuze als je kleigrond hebt: boerenkool tijdens de herfst/winter en een wat vastere bodem voor de eerstvolgende lenteteelt of géén boerenkool en de grond voor de winter losmaken zodat de bodem in de lente kruimig is voor de eerstvolgende lenteteelt. Gelukkig heb je naast de percelen voor de boerenkool stukjes die je wel mooi kunt losmaken voor de lenteteelt.

Wisselteelt

Boerenkool behoort tot de kolenfamilie en draait mee in de wisselteelt in het teeltvak van de koolgewassen. Je kunt deze groente goed telen als tweede gewas in een teeltbed waar bijvoorbeeld vroege aardappelen, granen, erwten, vroege bietjes, vroege wortelen, spinazie, sla of andijvie hebben gestaan.

Hoewel boerenkool van alle kolen de minste voeding vraagt, is het een koolsoort en kolen zijn nu eenmaal gulzig. Boerenkool heeft ten opzichte van andere groenten vrij veel stikstof nodig. Omdat de gewassen die vóór de boerenkool op het teeltbed stonden al wat voeding uit de bodem haalden, is het verstandig om ongeveer twee weken voor het zaaien of uitplanten van de boerenkool nog wat extra oude mest of compost in de bodem onder te werken.

Bodem bekalken

Let ook op de pH-waarde van de bodem, want op grond met een lage pH (een zure bodem) kan boerenkool in lichte mate worden aangetast door knolvoet. Een lage pH-waarde is bovendien van invloed op de beschikbaarheid van voedingsstoffen. Is de grond te zuur, dan kan een plant minder stikstof, fosfor, kali, magnesium en zwavel opnemen en dat zijn essentiële mineralen voor een gezonde groei.

De pH-waarden kun je verhogen door kalk toe te voegen. Het beste moment om te bekalken is het najaar. Meet de bodem en voeg zo nodig kalk toe, dat is te koop in tuincentra.

De kalk is verkrijgbaar in vier vormen: verpulverd, gehydrateerd, korrels en tabletten. Welke soort je kiest, is afhankelijk van de grondsoort en de hoeveelheid vocht in de grond.

  • Verpulverde kalk is fijngemalen en wordt gemakkelijk door de grond geabsorbeerd. Maar de bodem slibt er ook gemakkelijk door dicht.
  • Kalk in korrel- en tabletvorm is gemakkelijker te verspreiden, maar minder effectief dan verpulverde kalk.
  • Gehydrateerde kalk mag alleen enkel worden toegepast op extreem zure grond, omdat het gemakkelijk oplost in water en de pH-waarde van de grond heel snel kan verhogen.

Let op! Sommige kalksoorten bevatten micronutriënten zoals dolomiet, een mengsel van calcium en magnesiumcarbonaat. Maar je mag kalk uit dolomiet alleen gebruiken als de grond een tekort heeft aan magnesium. Voeg nóóit magnesium toe als de grond al veel magnesium bevat.

Behalve dat bekalking de zuurtegraad in de bodem herstelt, verbetert het ook de bodemstructuur, de luchtcirculatie, de doorwortelbaarheid en maakt het de bewerking van zware leem- en kleigronden gemakkelijker. Daarnaast heeft de zuurtegraad effect op het bodemleven.

Meststoffen hebben overigens ook invloed op de zuurgraad. Veel meststoffen werken verzurend, ze verlagen de pH. Het is bij moestuinieren voor gewassen altijd zoeken naar de juiste balans tussen bemesten en bekalken voor de juiste zuurtegraad. De bodemwaarden meten voor je begint (al in het najaar), helpt je daarbij.

Mineralen

Verder heeft boerenkool niet veel nodig. Eventuele mineraaltekorten herken je aan het blad:

Boriumgebrek

Bij boriumgebrek verkleuren de randen van het boerenkoolblad geelbruin. Bij een boriumgebrek is het meestal al te laat voor de plant. Voorkom boriumgebrek door jaarlijks zeewierkalk, stalmest en/of compost aan de grond toe te voegen.

Magnesiumgebrek

Bij een tekort aan magnesium in de planten krijgen de bladeren tussen de nerven een chlorotisch, gemarmerd uiterlijk. Magnesiumgebrek kun je voorkomen door kieresiet of dolomietkalk toe te voegen.

Mangaangebrek

Bij mangaangebrek ontstaan lichtgroene tot gele verkleuringen in de bladeren. De grote en kleine nerven blijven groen. Mangaangebrek komt vooral voor op gronden met een hoge pH en/of een hoog organische-stofgehalte en bij aanhoudend droog weer. Verdwijnen de symptomen niet na een regenbui, dan kun je mangaanhoudende meststoffen op je planten spuiten. Dit koop je bij een goed tuincentrum.

Kaligebrek

Bij een tekort aan kali ontstaan bruine bladranden, kwaliteitsvermindering en een verminderde weerstand tegen vorst. Als je snel bent, kun je de plant redden door bij te mesten met een kalihoudende meststof zoals patentkali of kieresiet.

Meer algemene informatie over essentiële voedingsstoffen en tekorten daaraan, lees je bij de les over essentiële voedingsstoffen.

Zaaien

Boerenkool kun je ter plaatse zaaien, op een zaaibed en dan verhuizen naar het teeltbed, of in potjes en vervolgens uitplanten in het teeltbed.

Voor welke methode je ook kiest, je zaait ergens tussen begin mei en eind juli, afhankelijk of het een herfst- of winterras is.

Zie het schema hieronder.

Je kunt natuurlijk ook verschillende rassen zaaien zodat je over een langere periode boerenkool kunt eten.

Zaai je ter plaatse, houd dan tussen de rijen een afstand van 65 cm aan. Boerenkool heeft best wel wat ruimte nodig. Zaai ongeveer zes zaden per meter. Later ga je uitdunnen en zorg je ervoor dat tussen de planten in een rij een halve meter zit.

Zaai je op een zaaibed, en ga je dus later uitplanten, dan kun je voor het zaaien tussen de rijen een afstand aanhouden van 8 tot 10 cm, en een afstand tussen de zaden van twee tot drie cm. Hiervoor is een vlak, fijn, gesloten en goed vochthoudend zaaibed nodig.

De jonge plantjes zijn al vrij gauw herkenbaar als koolplantjes. Als de plantjes ongeveer 10 cm lang zijn of zodra er drie tot vier blaadjes aan zitten, kun je ze verplaatsen naar hun uiteindelijke plek in de vollegrond. Zorg dat ze op 50 cm van elkaar af staan en dat er tussen de rijen 65 cm zit. Als de boerenkool eenmaal goed groeit, heeft hij namelijk veel ruimte nodig. Boerenkool kan zonnig of in de halfschaduw staan.

Zaai je in potjes, laat het zaad dan gedurende twee dagen ontkiemen bij een temperatuur van 20°C, daarna kunnen ze naar een lichte koelere plek worden gebracht. Binnenshuis krijg je meestal slappe, slungelige plantjes. Beter is het om de plantjes buiten neer te zetten.

Uitplanten doe je net als bij het zaaibed als de plantjes ongeveer 10 cm hoog zijn, na ongeveer zes weken. Hou ook nu de afstanden 50 x 65 cm aan.

Verwijder onkruid regelmatig en geef voldoende water, vooral als de planten nog jong zijn.

Biologische boerenkoolrassen

Er zijn twee soorten boerenkool, struikboerenkool en dwergboerenkool. De laatste wordt vooral door professionele bedrijven geteeld. Dwergboerenkool wordt gemaaid en maakt geen stengel. Hobbymoestuiniers telen meestal de struikboerenkool met een lange stengel met daaraan de bladeren.

Van de volgende rassen zijn de zaden ecologisch geteeld:

Lippischer Braunkohl

Tot 180-200 cm hoge blauwgroene boerenkool met licht gekroesd blad. De oorsprong ligt rond Lippstadt in het oude vorstendom Lippe. Deze grote bladkolen worden ook wel “Lippische Palmen” genoemd. Dit ras kan koude goed verdragen en smaakt mild, zeker als de vorst erover is geweest. Knip je in het voorjaar de bloeistengels weg, dan ontstaat een meerjarig boompje.

Ostfreeske Groenkohl

Een prachtig oud ras, zoals deze nog in de 19e eeuw werd geteeld in Oost-Friesland (Duitsland). De bladeren zijn niet sterk gekroesd, hebben een tikje blauw in het zeer grote, groene blad en kunnen 1 meter hoog worden. Bescherm je de planten in de winter met acryldoek, dan kan je nog een tijdje (soms jarenlang) dooroogsten. Vanwege de sierlijke vorm, worden ze wel Duitse Palmkool genoemd.

Rode Boerenkool ‘Rote Palme’

De oorsprong van deze tot 180 cm hoge donkerviolette boerenkool met licht gekroesd blad ligt waarschijnlijk in Ostfriesland (Duitsland). Vanwege de grote bladkolen worden de planten ook wel “Duitse Palmen” genoemd. De milde smaak van de sierlijke, vorstbestendige plant wordt beter naarmate de kou er over is geweest. Na het zaaien steeds de gewone groene plantjes scheiden van de roodgroene. Als je de plant wat snoeit en de bloei wegsnoeit zal de plant nog minstens een jaartje extra meegaan!

Rode Boerenkool ‘Roter Krauskohl’

Dit is een kruising uit 3 oude Duitse rassen door Ludwig Watschong. Bij de selectie is vooral gelet op zo compact, zo rood en zo vorstbestendig mogelijk. De planten worden ongeveer 80 cm hoog en hebben een lichte kroes. Bij strenge vorst is enige bescherming (vliesdoek) aanbevolen.

Westlandse winter

De Westlandse winter heeft donkergroen heerlijk smakend, mals blad dat meer kroest naarmate de winter vordert. Hij kan goed tegen kou en strenge vorst en is heel geschikt voor een winterkweek, maar kan al vanaf de herfst geoogst worden.

Je kunt deze zaden vinden bij Vreeken.

Vogelvraat

Jonge zaailingen van koolplanten zijn erg geliefd door vogels, hazen en konijnen. Dek je boerenkoolzaailingen af met gaas of doek. Als de plantjes groot zijn (40-45 cm), vinden deze dieren ze minder lekker.

Een fijnmazig net kun je leggen over een houten structuur zodat de plantjes de ruimte hebben om te groeien. Dat kun je eraf halen als de planten groot genoeg zijn. Merk je dat ook aan de grote planten wordt gegeten (dat kan als er onvoldoende ander voedsel is)? Dan zet je het er gewoon weer overheen.

In de winter, vooral tijdens een vorstperiode met sneeuw, willen fazanten, duiven, eenden en ganzen de planten weleens aanvreten en kapot maken.

Witte vlieg op boerenkool
Witte vlieg op boerenkool

Witte vlieg

Voor de witte vlieg heb je een nog fijnmaziger net nodig, dat helpt ook meteen tegen het koolwitje. De witte vliegjes leggen eieren aan de onderkant van de bladeren van boerenkool. Op paarse boerenkool komt minder witte vlieg af dan op de groene, misschien omdat ze dit niet als boerenkool herkennen. Ook de laat gezaaide boerenkool heeft er wat minder last van.

Je kunt boerenkool met witte vlieg nog eten. Maak het blad goed schoon voordat je het snijdt en kookt, wrijf de vliegjes er goed af, eventueel in water. Alleen bij een invasie is het misschien een beter idee de boerenkool te laten voor wat ‘ie is, dat is toch minder smakelijk. De plant is dan misschien goed voor zaad of de composthoop.

Behalve een fijnmazig net (duur, maar duurzaam) zijn er nog een aantal tips tegen witte vlieg:

  • Zet de boerenkoolplanten verspreid door de tuin, zo vindt de witte vlieg hem minder gemakkelijk.
  • Plant Oost-Indische kers naast de boerenkool. Daar is de witte vlieg gek op, misschien blijft het diertje dan van de boerenkool af.
  • Leg witte eierschalen onder de boerenkoolplanten. Door de witte kleur denkt de witte vlieg dat de planten al gebruikt worden door een soortgenoten en zoekt dan een andere plek. Gekke tip misschien, maar het schijnt te werken.
Schade aan boerenkool door rupsen

Boerenkool oogsten

En dan eindelijk, na al je harde werken, kun je oogsten.

Pluk eerst het volwassen blad onderaan, dat slijt het snelste. Waar je hebt geplukt, groeien nieuwe blaadjes aan de stam. Die kun je ook oogsten.

Je hoeft niet in één keer de hele plant kaal te plukken. Wat je niet nodig hebt, laat je zitten. Ook als het gaat vriezen, pluk je alleen wat je wilt gebruiken. Dat mag natuurlijk ook wèl alles zijn, bijvoorbeeld als je de boerenkool wilt invriezen. Maar de oogst hoeft niet voor de vorst binnen te zijn, de groente wordt alleen maar lekkerder van vorst.

Aan het eind van het seizoen kun je ook de kop oogsten. Of je laat de plant doorschieten en in bloei komen, zodat je misschien wel zaad kunt oogsten.

Bloeiende boerenkool
Bloeiende boerenkool

Zaden oogsten

Zaden oogsten is altijd leuk om te doen, je kunt de kinderen leren over de voortplanting en de kringloop van het leven. En ze leren hoe ze zelf zaad kunnen winnen.

Boerenkool is een tweejarige plant. In het eerste jaar vormt de plant een stam met bladeren; deze bladeren zijn als groente te gebruiken. In het tweede jaar, na enkele weken kou in de winter, loopt de plant in het voorjaar uit, bloeit met mooie gele bloemen en vormt zaad. De zaden zijn eirond tot bolrond en hebben een doorsnede van 1,4 tot 2,0 mm.

Een bloeiende boerenkool kan, afhankelijk van het ras, wel twee meter hoog worden. Zet er een stok naast om de plant te ondersteunen. Zaad vormt zich na kruisbestuiving (stuifmeel komt van een andere plant) door insecten.

Omdat boerenkool familie is van andere koolsoorten en de soorten gemakkelijk kruisen, kan het zomaar zijn dat het stuifmeel van bijvoorbeeld een doorgeschoten (bloeiende) witte kool van de buren komt. Je moet dan niet verwachten dat uit de zaadjes weer boerenkool komt. Zorg voor meerdere boerenkoolplanten waar je geen blad van oogst en die je laat doorschieten, en de kans is groter dat de bij het stuifmeel van een boerenkoolplant heeft gehaald.Na de bestuiving vormen zich zaadpeultjes die je wel kunt eten (maar dan geen zaad), maar die niet lekker smaken. Naar kool en een beetje bitter. Laat ze drogen zodat de zaden kunnen rijpen.

Als je boerenkool niet oogst, schiet hij door en krijg je prachtige gele bloemen! De zaden kun je oogsten als de bloemen verdord zijn. Als de schil van de peulen dor en bruin is, kun je ze oogsten en de zaden eruit halen. Laat ze binnen nog een paar dagen drogen voordat je ze opbergt.

Hier lees je hoe je zaden kunt bewaren.

Boerenkool bewaren

Boerenkool kun je het beste plukken en rechtstreeks van de plant eten. Lekker vers! Boerenkool aan de struik kan tot ongeveer een week in de koelkast worden bewaard. Gesneden boerenkool is enkele dagen houdbaar in de koelkast.

Je kunt boerenkool ook langer bewaren door het in te vriezen. Na zo’n 3 minuten blancheren kun je boerenkool in een goed gesloten plastic zak tot 12 maanden bewaren in de diepvries (minimaal -18°C).

Blancheren doe je om de enzymen die bederf veroorzaken te doden. Maar de meningen hierover zijn bij boerenkool verdeeld. Sommigen zeggen dat dit bij de stugge boerenkool niet nodig is en dat je deze fijngesneden rauw in de vriezer kunt doen. In elk geval gaat de smaak door invriezen er alleen maar op vooruit.

Wanneer je de boerenkool gaat bereiden kun je de boerenkool beter niet eerst laten ontdooien. Gooi de bevroren boerenkool zo in de pan bij de aardappelen voor de beste smaak.

Ook gekookte boerenkool, zoals in stamppot, kun je invriezen. Dit is wel korter houdbaar dan verse boerenkool, namelijk maximaal een week.

Lekkere recepten met boerenkool lezen? Hier vind je ze!

Fotocredits:
Boerenkool met sneeuw door Pictoscribe, CC-licentie.
Boerenkool met rupsvraat door Rasbak, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons
Foto bloeiende boerenkool door Matthew T. Davis, CC-licentie.