Bloemkool telen
Bloemkool is vrij neutraal van smaak en daardoor goed te combineren met allerlei ingrediënten. Kinderen vinden deze groente ook vaak lekker. Leuk voor in de moestuin dus. Niet de gemakkelijkste groente, maar met deze tips kom je een heel eind.
In Turkije en Egypte was de bloemkool 2.500 jaar geleden al bekend. Nog vóór het jaar 1500 kwam de bloemkool naar onze streken. Bloemkool bevat een redelijke hoeveelheid vitaminen, maar minder mineralen dan andere kolen, maar is wel lekker en gemakkelijk te verwerken in allerlei gerechten.
Van bloemkool eet je eigenlijk de verdikte en vervormde bloemstengels die samen met de onontwikkelde bloemknoppen en schutbladeren, de hele bloemkool vormen.
Verschillende zaaimomenten
Bloemkool is niet een gewas waar je als beginner mee start. Eigenlijk is dit een groente voor de meer ervaren telers, maar je moet ergens beginnen. En al worden de bloemkolen niet groot, minikooltjes zijn ook leuk!
Je kunt bloemkool voorzaaien of in de volle grond zaaien en er zijn verschillende momenten waarop je hem kunt telen. Met de vroege teelt en de herfstteelt heb je de grootste kans op succes. Zorg er in elk geval voor dat je daarbij het juiste ras kiest, want vergroot de kans op succes.
De verschillende teeltsoorten:
- Winterteelt (januariteelt) onder glas met oogst in maart
- Winterteelt buitenteelt met oogst in april en mei
- Weeuwenteelt met oogst in juni. Deze wordt echter bijna niet meer toegepast.
- Vrijsterteelt of vroege teelt met oogst in eind juni tot en met begin juli
- Zomerteelt met oogst in juli, augustus en september
- Herfstteelt met oogst in oktober tot december
- Weeuwenteelt
Weeuwenteelt
De weeuwenteelt wordt niet zoveel meer toegepast. Je zaait speciale winterrassen begin oktober voor in trays, één of twee zaadjes per vakje. Komen er twee plantjes op, dan altijd weghalen. Meer over binnen voorzaaien lees je in de les over binnen zaaien.
Je verspeent de zaailingen naar een groter potje met 10 cm doorsnede zodra de eerste echte twee blaadjes er zijn. Hoe groter de pot, des te minder kans op tè vroege koolvorming (boren) in het voorjaar. Zijn de stengels langgerekt, plant de zaailingen dan tot aan de blaadjes. De potjes met planten overwinteren in de platte bak of in de kas. De hele winter worden ze vorstvrij gehouden door noppenfolie en/of rietmatten. Zorg bij zeer strenge vorst voor dubbele ramen platglas.
Uitplanten doe je van half maart tot half april. Bemest eerst de bodem in februari, bloemkool heeft veel voeding nodig, meer dan andere kolen, met name stikstof en kalium. Zet de plantjes ruim uit elkaar – 40 tot 50 cm afstand – zodat schimmels geen vat krijgen en bescherm ze met vliesdoek als het hard vriest. Een andere optie is een tunneltje van gaatjesfolie en 2 meter gebogen pvc-buizen. Meer uitleg over deze tunnelkas vind je in de les Telen in de kas.
Haal zo’n twee weken voor de plantjes kool beginnen te zetten, de folie of vliesdoek eraf, anders worden de kolen te groot en de bloemkool te los.
Door deze vroege teeltwijze heb je minder last van knolvoet (waarover verderop meer), vlinders en koolvlieg. In mei kun je al bloemkool eten.
Een probleem dat weleens opduikt bij deze vroege kweek is harteloosheid. Er zit dan geen hart in de plant, en je krijgt veel blad, maar geen bloemkool. De oorzaak is teveel kou (vandaar het afdekken) of te weinig vocht. Geef dus voldoende water in de kas!
Daarnaast kan door zure grond een molybdeengebrek ontstaan (molybdeen is van de sporenelementen die een plant nodig heeft. Hier lees je meer over essentiële voedingsstoffen voor je moestuinplanten. Een plant krijgt bij molybdeengebrek een gele kleur, doordat de stikstofomzettingen in het blad worden geremd.
Bij bloemkool kan bovendien de vorming van de kool achterwege blijven. Zorg voor een pH-waarde van de bodem boven de 7,2. Je kunt je kolenbed in december eventueel bijkalken met zeewierkalk, 100 gram per m² is een gemiddelde hoeveelheid.
Januarizaai
Hierbij wordt in januari/februari bij 18 graden (verwarmde kas of een koele kamer in huis) gezaaid. Na het ontkiemen mogen de plantjes kouder staan. Zaai in potjes die rechtstreeks de grond in kunnen. Uitplanten doe je dan half april/begin mei.
Een late nachtvorst kan harteloosheid veroorzaken. Dat merk je pas enkele weken na het uitplanten als er enkele grote bladeren gevormd zijn en er geen hartblaadjes meer bijkomen. Het laatstgevormde blad is dan dikwijls lepelvormig of misvormd. Ook het hart van de plant is vervormd en groeit niet verder. Bij deze planten groeien geen bloemkolen meer.
Bescherm dus ook bij deze teelt de plantjes met vliesdoek als het vriest.
Vrijsterteelt
Ook dit is een vroege teelt, maar wel één die gemakkelijker is dan de weeuwenteelt en januariteelt.
De bloemkool zaai je binnen voor (onverwarmde kas) in februari of maart. Oogsten kan dan in juni en juli. Als de zaadjes zijn gekiemd, zet je je potjes of tray op een lichte, niet al te warme plek. De plantjes mogen naar een lichte zonnige plek buiten zodra ze 5-10 cm groot zijn.
In de tweede helft van april kun je de plantjes poten in de volle grond. Omdat vogels wel een hapje lusten, bedek je de plantjes het beste met insectengaas. Vliesdoek doe je erover zodra het vriest, ’s nachts of overdag. Uitplanten in de volle grond kan in maart of april. Ze hebben ruimte nodig, dus hou 75 cm aan tussen de rijen en 50 cm tussen de plantjes.
Voor de vroege teelt worden rassen met een korte groeiduur gebruikt, zoals het oude ras Alpha.
Zomer-, vroege- en late herfstteelt
Hierbij zaai je vanaf eind maart tot begin juli (afhankelijk van of je in de zomer of herfst wilt oogsten) op een zaaibed. Een zaaibed is een klein stukje grond waar je de plantjes vrij dicht bij elkaar zaait. Zorg ervoor dat grond mooi vlak, fijn en gesloten is. De stevigste plantjes zet je op hun uiteindelijke plek als ze groot genoeg zijn. Dat is na een week of zes. Het voordeel is dat je wat minder ruimte nodig hebt in het begin. De rassen voor de late herfstteelt hebben de langste groeiduur, van 130 tot 190 dagen.
Het nadeel van deze drie teelten is dat je meer last hebt van insecten, rupsen en ziektes. Rupsen van onder andere het Groot koolwitje, Klein koolwitje, koolbladroller, kooluil en koolmot zie je vaak op bloemkool. Daarnaast kunnen je plantjes worden aangetast door de koolvlieg, de koolgalmug, aardvlooien en de melige koolluis. Wat kan helpen is fijn insectengaas. Aardvlooien houd je er niet meer tegen, die komen immers uit de aarde en ook de koolgalmug komt met wat pech tòch bij je plantjes. De poppen van de koolgalmug zitten namelijk in de grond en drie keer per jaar komen de koolgalmuggen uit de grond. Zit het insectengaas net op dat moment over de kolen dan worden alsnog de kolen aangetast.
Of dat nog niet genoeg is, heb je bij de zomer-, vroege- en late herfstteelt ook meer te maken met droogte en hitte. Vooral op zandgrond zullen deze teeltmomenten moeilijk zijn. De zomerteelt is op een lichte grond bijna onmogelijk, voorjaars- en herfstteelt lukt hier soms wel.
Winterteelt
De winterteelt heeft weinig last van insecten en ziektes, maar deze bloemkool stelt wel hoge eisen aan grond, water- en voedselvoorziening. Een zeer humusrijke, vochthoudende en kalkrijke grond met een goede structuur is ideaal.
Allégrow is een winterbloemkool die het bij deze teelt goed doet.
Je zaait half mei tot begin juli in trays of in een zaaibed (kijk altijd op de verpakking voor de juiste zaaitijd). De ideale planttijd voor winterbloemkolen is tussen 20 juli en 20 augustus. Plant de winterbloemkoolplanten in de volle zon en houd een plantafstand aan van 75 cm x 65 cm.
Oogsten doe je tussen september en december, afhankelijk van het ras.
Bloemkool is niet eenvoudig
De teelt van bloemkool is niet gemakkelijk. De teelt van bloemkool duurt vrij lang en er kunnen verschillende dingen misgaan:
- Knolvoet
- Misvormingen
Knolvoet
knolvoet komt vaker voor op zure zandgrond dan op vaste en kalkrijke kleigrond. Teel je de bloemkool vroeg in het jaar, dan zul je weinig last hebben van knolvoet, een bodemschimmel met de volgende symptomen:
- Aangetaste wortels zwellen op tot grote, onregelmatige knollen die later gaan rotten;
- de bladeren van oudere planten worden slap bij warm weer, omdat de zieke wortels onvoldoende water kunnen opnemen;
- de bladeren vertonen een loodachtige verkleuring;
- aangetaste planten blijven achter in groei.
Knolvoet komt in de bodem door besmet plantgoed of via besmette onkruiden die tot de familie van de kruisbloemigen behoren zoals het herderstasje, akkerkers en de pinksterbloem. Ook besmette compostgrond, stalmest van aangetast koolvoeder en besmette machines kunnen de ziekte verspreiden. Bodeminsecten als de regenworm kunnen de schimmel verplaatsen.
Dit is dus een hardnekkige aandoening, waar je wel wat aan kunt doen. Teel bloemkool in de lente. Door de relatief lagere temperaturen kan de schimmel zich dan niet goed ontwikkelen. Tel je in de late zomer of de herfst bloemkool, dan is de kans op knolvoet groter.
Andere manieren om de kans op knolvoet te verkleinen:
- De bloemkool is een koolgewas en doet mee aan de vruchtwisseling. Eens per zes jaar mag de bloemkool op hetzelfde stukje grond. Door de wisselteelt toepassen verklein je de kans op knolvoet.
- Zorg dat de grond niet té vochtig is. Geef het liefst regelmatig kleine beetjes water.
- Teel op zware grond. Knolvoet komt vaker voor op lichte grond.
- Koop knolvoetvrije planten of zaai bloemkool zelf op zuivere potgrond vrij van knolvoetziekte.
- Gooi geen bladeren of koolstronken op de composthoop, doe ze liever in de gft-container.
- Gebruik stalmest van landbouwbedrijven die geen kolen voederen aan hun dieren.
Misvormingen
Bij zomerbloemkool kan bij lage bemesting boorders ontstaan. Dit houdt in de dat groei stopt en de bloemkool al vroeg de kool ontwikkelt. Een goede bodemvruchtbaarheid is dus belangrijk bij bloemkool.
Verder kan door bijvoorbeeld vochttekort of hoge temperaturen tijdens de groei doorwas en schift optreden. Doorwas betekent in dat er witgekleurde schutblaadjes door de witte kool heen groeien. Bij schift groeien er een soort ‘haren’ op de witte kool, dat zijn de bloemetjes van de bloemkool die te vroeg uit het bloemscherm tevoorschijn komen. Je kunt ze gewoon eten, alleen wordt de smaak soms wat bitterder.
Bemesten en water geven
Er is geen eenduidige handleiding voor het telen van bloemkool, maar er zijn wel een paart tips te geven.
Uitplanten doe je als de plantjes 4 à 5 echte bladeren hebben die groter dan 1 cm zijn. Na het uitplanten zal de bloemkoolplant een dag of 10 niet groeien, pas na zes weken gaat hij een kool aanmaken. Vanaf dat moment mag hij geen blad meer vormen, want alle energie moet aar de kool. Nieuw blad dat groeit in de oksels haal je om die reden weg. Heeft de bloemkool veel en groot blad, dan is het een sterke, gezonde plant en zul je waarschijnlijk ook mooie kolen oogsten.
Zorg dat de planten (zeker vanaf de koolvorming) steeds voldoende vochtig staan. Vooral tijdens het vormen van de kool mag de bodem niet te veel uitdrogen. Stop je vinger 5 cm in de grond. Is de grond droog? Dan is het tijd om water te geven. Tot aan het begin van de koolvorming geef je een gieter van 10 liter verspreid over 4 m². Als de plant eenmaal de bloemkool vormt, zul je ongeveer eens per week water moeten geven afhankelijk van het weer. Geef bij voorkeur ’s avonds water, maak voorkom dat de grond ‘dichtslaat’, want dit vergroot de kans op knolvoet.
Omdat bloemkool zoveel voeding wil, vooral stikstof en kalium, voeg je meerdere keren tijdens de teelt rijke compost toe met een relatief hoog gehalte aan stikstof. Eventueel mest je bij met rundmestkorrels of oude stalmest. Halverwege de teelt, vanaf de koolvorming, kun je nog wat extra bemesten. De kali is nodig voor de groei, dit zit onder meer in houtas. Je voegt af en toe een beetje toe.
Vanaf het ogenblik dat in het voorjaar de kooltjes zichtbaar worden, dek je ze af door de bladeren eroverheen te leggen zodat er geen zonlicht bij de kool komt en deze mooi wit blijft. Dat doe je door enkele bladeren naar binnen te plooien en te breken. Je kunt de bladeren eventueel samenbinden met een elastiekje. Doe je dat niet, dan wordt de bloemkool geel. Hij smaakt wel net zoals de witte bloemkool. Kies je een ras dat zelfdekkend is, dan blijven de kolen mooi wit zonder dat je ze hoeft te dekken.
De raskeuze is erg belangrijk voor alle zeven teelwijzen. Kies een ras dat past bij het seizoen. Kies je het verkeerde ras, dan is de kans groot dat het mislukt. Op de verpakking kun je vinden wanneer je een bepaald ras moet zaaien.
Wanneer oogst je bloemkool?
Wanneer je bloemkool oogst, is natuurlijk afhankelijk van het zaaimoment. Voor welke teelt kies je? Het ras ‘Bermeo F1’ kun je vanaf halverwege juni al oogsten (bij de vroegste zaai- en plantdatum), terwijl het ‘Alpha 7’ een oogstperiode heeft in de maanden september tot oktober. Beide rassen zijn als biologisch zaaigoed te koop. Lees hier meer over het belang van biologisch poot- en zaaigoed.
Het is belangrijk de bloemkool regelmatig te controleren. Je kunt namelijk het beste oogsten als de bloemkool voldoende ontwikkeld is, maar nog wel vast ligt en gesloten bladeren heeft.
Merk je dat dat de bloemkool losraakt van de bladeren? Snijd de kool dan met een aantal bladeren af met een stevig mes. Als je wat blad aan de kool houdt, blijft je bloemkool langer goed. Controleer regelmatig, want het losmakingsproces kan erg snel gaan!
Bloemkool kun je zonder koeling maximaal drie dagen bewaren. De bloemkool verkleurt snel en kan zonder koeling snel wegrotten. In de koelkast kan bloemkool zes dagen worden bewaard.
Je kunt bloemkool ook invriezen, maar dan moet je een ras kiezen dat hiervoor geschikt is. Dat is ook een beetje uitproberen. Valt het tegen, dan kun je volgend jaar een ras proberen dat misschien beter smaakt na invriezen.
Zaad winnen van bloemkool
Hoewel bloemkool tweeslachtig is en de bloemen dus zowel mannelijke als vrouwelijke geslachtsorganen hebben bestuiven de bloemen (van de meeste koolrassen) niet zichzelf. De natuur heeft het zo geregeld dat voor bevruchting een andere plant nodig is (kruisbestuiving). Daardoor blijft genetische diversiteit in stand en houd je sterke planten.
Bloem behoort net als broccoli tot de kruisbloemenfamilie (Brassicaceae) en tot de soort Brassica oleracea net als koolrabi, witte en rode kool, spruitjes, boerenkool en savooiekool. Alle variëteiten van de soort Brassica oleracea kunnen met elkaar kruisen. Wil je zaad oogsten, dan kun je de zaaddragers van verschillende kolen beter niet naast elkaar telen. Om kruisingen te vermijden, laat je minstens 1 km tussen twee rassen van de soort Brassica oleracea. Maar 500 meter is genoeg als er zich tussen de twee rassen een natuurlijke barrière bevindt, zoals een haag.
Hoe win je zaad?
Voor kinderen is het interessant en leerzaam de hele cyclus van zaadje tot zaadje mee te maken. In de les over zaad winnen lees je meer over het zelf oogsten van zaden van eetbare planten. Hier vertel ik je hoe je zaden oogst van de bloemkool.
Je kunt waar de winters zacht zijn de bloemkool al tweejarige telen. Je zaait in de zomer, in het voorjaar erna vormen zich de bloemen en aan het begin van de zomer in het tweede jaar kun je zaad oogsten.
In Nederland en België is het beter om dit proces anders te doen. Dat kan, want bloemkool en broccoli zijn binnen de soort Brassica oleracea de enige variëteiten die zich in één enkel teeltjaar kunnen vermenigvuldigen.
Je zaait als in januari of februari binnen en plant de zaailingen in maart of begin april in de volle grond. Bedek ze met vliesdoek om ze tegen late vorst te beschermen. Voor de zaadproductie kies je de gezondste en sterkste planten uit. Volg hoe ze zich ontwikkelen. Bij de bloemkool kies je voor een plant met een mooi gesloten bloemgestel (het deel dat wij opeten) dat goed beschut is door veel bladeren.
Zodra het bloemgestel, dus de bloemkool, is gevormd, zorg je ervoor dat de plant niet te nat wordt en goed kan drogen na regen. Helemaal beschermen tegen regen is ook een goed idee. Het mag niet gaan rotten. Zie je toch rottende delen bij het bloemgestel, snijd deze dan weg. Er zal maar één bloemgestel komen, dus als je zaad wilt, niet helemaal wegsnijden.
Vanuit het bloemgestel (onze bloemkool) groeien lange stengels met daaraan kleine witte bloemetjes. Aan de stengels komen later de peulen. Het duurt erg lang – langer dan bij broccoli – voordat de zaden rijp zijn. Als de bloemkool in juli of eerder bloeit, heeft de plant nog tijd het zaad goed te laten rijpen.
In onderstaand filmpje zie je een bloemkool met peulen.
Als de peulen bruin worden, zijn de zaden rijp. De zaden lijken op kleine erwtjes. Laat je ze staan, dan springen de peulen op een gegeven moment open en verspreiden ze hun zaad. Meestal zijn de peulen niet allemaal tegelijk bruin. Het beste oogst je ze dus ook niet tegelijk. Doe je dat wel, dan moet je de plant laten drogen op een goed verluchte en droge plek, beschut tegen direct zonlicht.
Zodra je de peulen gemakkelijk met de hand kan openbreken zijn, kun je het zaad eruit halen ofwel dorsen. Dorsen doe je door de peulen op een stuk zeil of een doek te leggen en eroverheen te wrijven en duwen totdat e opengaan. Een andere manier is de peulen in een zak doen en de zak tegen een zachte ondergrond te slaan.
De peulen die niet gemakkelijk open gaan bevatten waarschijnlijk onrijpe zaden die slecht kiemen. De zaden scheid je van de stukken peul door alles door een grofmazige zeef te doen. Dan doe je het zaad nog een door een fijnere zeef die de kleine stukjes peul eruit filtert. Ten slotte blaas je de laatste peulresten weg door op het zaad te blazen.
Doe het zaad meteen in een zakje (lees ook even hoe je zaad bewaart met etiket waarop je schrijft om wat voor zaad het gaat. Zo raak je niet in de war met bijvoorbeeld witte kool dat erg lijkt op bloemkoolzaad. Noteer het ras, de soort (bloemkool) en het productiejaar.
Leg het zaad een paar dagen in de vriezer zodat parasieten doodgaan.
Koolzaden blijven 5 jaar lang kiemkrachtig, soms zelfs tot 10 jaar. In de diepvriezer kan je het zaad nog langer bewaren. Afhankelijk van het ras telt één gram 250 tot 300 zaadjes.
(Bron: DIYseeds.org/nl)
Fotocredit:
Doorwas bloemkool door Rasbak, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons
Knolvoet door Rasbak, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons