Soorten mest
De moestuin bemesten doen we om de bodem in staat te stellen de planten en groenten die erop groeien voldoende en evenwichtig voedsel te geven. Je zou zeggen ‘Hoe meer mest, hoe beter’, maar niets is minder waar. Bemesten moet je met mate doen en ook de soort mest luistert nauw.
Bemesten is niet zonder risico’s. Iedereen strooit met mest, want we willen immers allemaal de grootste, de sappigste, de mooiste en de lekkerste groenten. Daarom springen we soms te kwistig om met meststoffen. Overbemesting zorgt er namelijk voor dat je groenten helemaal niets meer doen en onkruid je moestuin gaat overnemen
We kunnen alle meststoffen opdelen in twee grote groepen. Organische meststoffen zijn dierlijke mest, compost, oogstresten, groenbemester en zelfs humus. Minerale meststoffen zijn de chemisch bereide kunstmeststoffen en de natuurlijke producten als kalk en fosfaten.
Kunstmest
Kunstmest heeft altijd dezelfde samenstelling, dus je kunt het gemakkelijk doseren. Sommige soorten lossen heel gemakkelijk in water op waardoor de plant ze snel kan opnemen. Helaas neemt de plant maar een deel op. De rest spoelt uit en komt in het grondwater en oppervlaktewater terecht. Met schadelijke gevolgen, zoals vervuiling van het drinkwater. Lees hier meer over de schadelijke effecten van kunstmest (en bestrijdingsmiddelen).
Kanttekening: tegenwoordig zijn er soorten kunstmest die hun meststoffen afgeven over een langere periode. De uitspoeling is dan veel minder.
De productie van kunstmest kost veel energie. De grondstof van kunstmest is fosfor en dat wordt steeds schaarser. In de toekomst zal het krimpen van de fosforvoorraad dan ook grote invloed hebben op onze voedselvoorziening.
Organische mest
Organische mest komt van dieren en/of planten. In dit geval is er sprake van een zogeheten gesloten kringloop, de voorraad organische mest wordt niet minder.
Planten halen hun bouwstoffen uit hun groene bladeren en de bodem. Als de plant sterft, komen die bouwstoffen vrij en worden ze weer opgenomen door planten.
Dieren die planten eten, poepen plantenresten uit die ook weer door planten worden opgenomen. Planten nemen de vrijgekomen bouwstenen op opgelost in water.
Door de langzame vertering van plantaardige en dierlijke mest, groeit de plant ook in een trager tempo. Een natuurlijke tempo dan bij kunstmest. Dit heet ook wel ‘organische’ of ‘natuurlijke’ groei. Planten die organisch groeien (biologische landbouw) zijn sterker, hebben meer weerstand en minder last van ziekten en plagen.
Door uitsluitend te werken met organische meststoffen voorkom je overbemesting. Organische mest spoelt nauwelijks uit.
En het bodemleven zal er stevig door verbeteren. Micro-organismen zoals bacteriën, schimmels, aaltjes, springstaarten en wormen leven van de organische meststoffen. Ze poepen het weer uit en zo vormt het weer voeding voor de plant. Organische meststoffen werken trager in en zo blijft de bodem langer vruchtbaar.
Verteerde organische stof wordt humus. Humus maakt de grond losser en houdt vocht en voedingsstoffen vast.
Al met al is organische mest beter dan kunstmest.
Dierlijke mest
Poep van dieren is ook organische mest.
Vaste poep levert niet alleen voedingsstoffen, maar is ook goed voor humusopbouw, bodemleven en bodemstructuur. Je kunt allerlei soorten poep gebruiken. Er zijn mensen die hun eigen poep aan de aardbeien toevoegen (vermengd met stro). Niet gezond, want je kunt je eigen parasieten eten. Dierenmest is veilig. Daarom hieronder een aantal mestsoorten van dieren met hun eigen specifieke werking.
- Paardenmest: kan zware grond wat losser maken. Vooral als deze veel humus bevat. Maar voor losse zandgronden is paardenmest minder geschikt. De grond wordt er namelijk nog losser van. Omdat door paardenmest vaak stro of hooi zit, is de voedingswaarde voor planten minimaal.
- Geitenmest: de samenstelling kan sterk wisselen. Soms zitten er veel voedingselementen in en moet je er niet teveel van gebruiken.
- Rundermest: Is rijker (meer voedingsstoffen en mineralen) dan paardenmest en kan op vele grondsoorten worden gebruikt. Heb je een slechte bodemstructuur, dan kun je deze mest beter eerst laten composteren. Bij dat proces gaat wel voor planten waardevolle stikstof verloren. Je kunt beter geen verse mest gebruiken, zeker niet als er veel stro in zit. Het beste bewaar je de mest eerst een paar maanden en keer je hem één tot drie keer (afhankelijk van de structuur en geur) om. Bij het uitrijden moet de mest fijn zijn, dus geen grove plakken. Je kunt deze mest ook onderwerken in de herfst zodat in de lente de helft al is verteerd.
- Schapen- en geitenmest: Deze mest is rijk, maar bevat vaak veel stro. Het verwerken van stromest is vaak lastiger dan mest met vlas of houtmot. Tijdens de vertering wordt tijdelijk nogal wat stikstof aan de omgeving onttrokken. Deze mest is goed te gebruiken in de composthoop.
- Kippenmest: is zeer rijk aan voedingsstoffen. Maar omdat het fosfaatgehalte hoog is, kun je er per hectare niet veel van gebruiken. Of het eerst half laten verteren, dan is het een goede mest. Kippenmest is een welkome aanvulling van organische stof en een goede voorraadbemesting met fosfaat (kalium en sporenelementen).
Omdat er relatief veel mineralen in zitten, heeft de beperkte hoeveelheid die je gebruikt minder structuurbederf van je land tot gevolg dan wanneer je van andere mest grotere hoeveelheden moet verwerken. - Varkensmest is door de grote hoeveelheid stro goed voor zandgronden. Voor kleigrond is deze mest minder geschikt. Hier werkt de mest namelijk smerend en gaat de bodem teveel schuiven.
- Konijnenmest: is een evenwichtige samengestelde mest, maar je hebt er nogal wat van nodig als je het in je land wilt onderwerken.Let op! Mest van huisdieren als konijnen en cavia’s bevat stro of zaagsel. Er kunnen zaden in zitten. Deze mest doet het vooral goed in de composthoop. Zorg er dan wel voor dat er geen lagen stro of zaagsel ontstaan.
- Vleermuizenmest: De kwaliteit van vleermuizenmest is afhankelijk onder meer de voeding. Sommige vleermuizen zijn vegetarisch en eten voornamelijk fruit. Andere vleermuizen zijn vleeseters, hun dieet bestaat meestal uit insecten en soortgelijke kleine beestjes. Hierdoor kan bijvoorbeeld de hoeveelheid stikstof in het eindproduct verschillen. Maar over het algemeen is vleermuizenmest een van de betere mestsoorten die rijk is aan kalium en fosfor en geen schadelijke toevoegingen door bijvoorbeeld medicijnen bevat.
- Wormenmest: net als vleermuizenmest van goede kwaliteit. Omdat de worm in de bodem leeft, zit wormenmest vol voedingsrijke bacteriën, schimmels en nematoden die de bodem revitaliseren. Deze mest zit ook barstensvol voedingsstoffen. Als je je zelf wormenmest maakt met een wormenbak, kun je ook de wormenpies (perculaat) opvangen dat zó sterk is, dat je het alleen verdund kunt gebruiken voor je planten.
Hier bestel je een wormenton.
Organische mest onderwerken
Compost en andere organische mest spreid je eerst uit over de grond. Daarna werk je het licht onder met een hark. De vertering komt dan op gang en er ontsnappen minder waardevolle stoffen uit de mest.
Niet alle groenten houden van verse mest. Uien bijvoorbeeld niet. Op de verpakking van zaai- en pootgoed staat dat meestal aangegeven.
Dierlijke mest kun je direct aanbrengen op of in de grond, maar je kunt hem ook vermengen met compost om het wat minder sterk te maken. Een andere manier om dierlijke mest wat milder te maken, is door de mest een jaar te bewaren. Dan is het al gedeeltelijk verteerd als je het gaat gebruiken. Dek zo’n mestbult af met folie of een mulchlaag.