Maïs telen

Mais beschermt de moestuin tegen wind

Maïs is een gezond graan. Dit lange gewas houdt de rest van je groenten wat uit de wind en je teelt hem meestal aan de noordkant van je tuin. Zet de planten dicht op elkaar, zodat de kans op bestuiving door mindere soorten (voedermaïs) in de buurt minimaal is.

De F1 hybride soorten zijn geselecteerd op suikergehalte (lekker zoet) en ons klimaat. Het ligt voor de hand hiervoor te kiezen. Toch ben ik geen voorstander van F1-soorten. Van de planten van deze soorten kun je zelf geen zaad winnen. Het versterkt dus de positie van grote bedrijven als Monsanto die telers afhankelijk maakt van hun veredelde zaden.

Daarnaast zijn de F1-hybriden niet gegarandeerd gentech-vrij. Hier kun je meer lezen over de nadelen van gentech.
Vrijwel overal wordt tegenwoordig F1-hybdride maïs verbouwd.

Proefvelden met GMO-mais

Om tegenwicht te bieden en zelf zaad te kunnen oogsten, kun je kiezen voor het ras Golden Bantam. Golden Bantam werd in 1902 als eerste gele suikermaïs op de markt gebracht. De maïskorrels zijn zaadvast en kunnen opnieuw gezaaid worden. Zoek online op ‘Golden Bantam suikermaïs kopen’ en je vindt verschillende aanbieders.

Zaaien

Je kunt maïs het beste binnen voorzaaien eind april. De zaden kiemen binnen 1 tot 2 weken. Zet de zaailingen koel (slaapkamertemperatuur) en in het licht, zodat de ze niet naar het licht groeien en lang en dun worden.

Buiten zaaien kan ook, maar dan moet je wachten tot het niet meer vriest (ook niet ’s nachts) en de grond droog is. Anders rotten de zaden weg. Reken op begin juni. Zo houd je minder tijd over voor de groei van de plant. Bovendien zijn er buiten veel dieren die de korrels lekker vinden. Binnen voorzaaien heeft dus veel voordelen.

Uitplanten

Half mei kan de plant naar buiten, na IJsheiligen. Geef de grond vóór het uitplanten extra voeding en wat magnesium. dat laatste kun je doen door kalium met magnesium in te harken. Plant (of zaai als je toch liever buiten zaait) met circa 45 cm afstand tussen de planten. De grond moet altijd een beetje vochtig gehouden worden.

Maïs is een grassoort die oorspronkelijk uit Mexico komt en van veel zon houdt. Hoewel het een graan is, past de plant in het vruchtwisselingsschema prima bij de vruchtgewassen.
Haal de scheuten in de bladoksels (‘dieven’) weg, want daar komt meestal geen kolf aan terwijl ze de plant wel energie kosten.

Bestuiving

Deze plant bestuift zichzelf. Vanaf de mannelijke bloem valt het stuifmeel op de vrouwelijke haren in de oksel van de plant. Elke haar wordt een maïskorrel. Soms vindt kruisbestuiving plaats met een maïsveld verderop. Dan kan over wel 500 meter gaan, bestuiving vindt plaats via de wind. Als dat een minder lekkere maïssoort is, heb je pech. Dan smaken de kolfjes iets minder lekker dan verwacht.

Maïskorrels oogsten en zaaien kan, maar je weet niet met welk stuifmeel de draad is gekruist. Daardoor loop je kans dat er een plant met andere eigenschappen uitkomt dat de oorspronkelijke. Om jouw maïsplanten zoveel mogelijk zichzelf te laten bestuiven (of elkaar) en de eigenschappen zuiver te houden, zet je ze zo dicht mogelijk bij elkaar.

Oogsten

Maïs oogst je in augustus/september wanneer de korrels nog licht, zacht en van binnen melkachtig zijn. Als je de maïs wilt invriezen, moet je deze kort koken (6 min) en dan invriezen anders verliest hij zijn zoete smaak.

De vroegste en mooiste kolven kun je laten staan en rijp worden. In oktober als de bladeren aan de buitenkant van de kolven bruin worden, kun je ze als zaaigoed oogsten. Schil de bladeren voorzichtig naar achteren schillen en hang de maïskolven op een warme luchtige plek op om te drogen. Als de kolven droog zijn, schraap je de korrels eraf en kun je deze verder laten drogen totdat ze donkergeel, glasachtig, geschrompeld en hard zijn.
In de lente kun je ze weer zaaien!