Sperziebonen en andere bonen

Deze groente mag niet ontbreken in je moestuin. Sperziebonen zijn gemakkelijk te telen, de meeste kinderen vinden ze lekker en de plant ziet er leuk uit. Lees hier welke soorten er zijn en hoe je ze teelt.

Er zijn duizenden soorten bonen die je kunt indelen naar afkomst:

  • Uit Eurazië, zoals: tuinbonen, kikkererwten, en linzen.
  • Uit Noord-, Centraal en Zuid-Amerika, dat zijn wat we meestal bonen noemen: sperziebonen, witte bonen, snijbonen, maar ook de pinda valt hier onder. Er bestaan 37 soorten.
  • Aziatische en Afrikaanse bonen, dat zijn de sojabonen, mungbonen (taugé) en kouseband.

Deze les gaat over de bonen uit Noord-, Centraal en Zuid-Amerika, waaronder sperziebonen.

Sperziebonen behoren tot het geslacht Phaseolus dat behoort tot de vlinderbloemige familie. Ze worden ook wel slabonen of prinsessenbonen genoemd en krijgen voor ze bonen dragen mooi witte of paarse bloemen. Sperziebonen teel je het beste tussen half mei en begin juli, want deze groente houdt van warmte. Vanaf half juli tot begin oktober kun je dan oogsten. Meestal oogst je deze bonen als ze jong zijn.

Pronkbonen

De soorten bonen die behoren tot het geslacht Phaseolus kun je grofweg indelen in twee groepen: de Phaseolus vulgaris (slabonen, snijbonen) en de Phaseolus coccineus (pronkbonen). Soorten binnen de groepen kun je met elkaar kruisen, maar soorten van de ene groep kruisen niet met een soort uit de andere groep.

Pronkbonen heten zo, omdat de bloemen die ze krijgen prachtig zijn, de kleur varieert van wit tot donkerrood. Ze worden ook wel als sierplant ingezaaid en klimmen tot wel drie meter hoog. De peultjes (snijbonen) van de pronkbonen moet je eten als ze jong zijn, anders worden ze taai. Maar van de pronkboon eet je ook de bonen die in de peul zitten en die zijn minstens net zo mooi als de bloem. Ze komen in uiteenlopende kleuren.

De oorsprong van de pronkboon ligt in Mexico. Er bestaat een hele mooie combinatieteelt van maïs, pompoen en pronkbonen die werd ontdekt ca. 900 voor Christus. De mais doet dienst als ondersteuning voor de klimmende bonen en de pompoen is de bodembedekker. De bonen zorgen voor stikstof in de grond waardoor de pompoen en mais extra goed groeien.

De peulen van de pronkboon worden meestal gedroogd en bewaard. In de winter als er weinig groeit, heb je zo een voorraadje groente uit de tuin.

Droogbonen

Als je bonen uit de peul bewaart, heten die droogbonen. Sommige bonen teel je eigenlijk alleen voor die binnenste bonen. De peul is dan vaak te taai of er zit veel draad aan. Of de boon maakt vooral een heel dikke boon in de peul en de peul stelt niet zoveel voor. Het is dan duidelijk dat je vooral die binnenste boon moet eten.

Kindneybonen, witte en bruine bonen zijn voorbeelden van droogbonen.

Droogbonen telen is meer werk dan wanneer je voor de peultjes teelt. Je laat de peulen eerst hangen totdat ze droog en bruin zijn. Na het plukken, moet je ze pellen, de peulen gaan naar de composthoop. Bewaar de bonen vervolgens een nacht in de vriezer tegen de bonenkever die de boon van binnenuit opeet. Daarna droog je ze en berg je ze op. Als je ze wilt eten, week je ze een nacht in water en voilà, je hebt een lekker en gezonde maaltijd.

Kievitsbonen zijn droogbonen
Kievitsboon ofwel Pintoboon

Er zijn veel soorten droogbonen in uiteenlopende maten en kleuren. Sommige zijn effen, anders hebben een leuke print. Zo is de kievitsboon bijvoorbeeld lichtroze met leuke vlekjes, net als een kievitsei!

Droogbonen zijn er als stokboon en stamboon (daarover verderop in de tekst meer). Droogbonen moeten vroeg (mei) gezaaid moeten worden. Ze moeten groeien, bloeien, dan moet de peul groeien en vervolgens moet deze peul drogen aan de plant. Dat kost wat tijd. Als de peul droog en gerijpt is, oogst je de boon, meestal pas in september of zelfs in oktober.

Er bestaan bonen waarvan je de peul kunt eten als deze jong is, en de boon binnenin als de peul wat ouder is. Zoals de kievitsboon.

Soorten sperziebonen

Ook sperziebonen bestaan als hoge klimmende plant (stokboon) of laagblijvende groente (stamboon).

Er zijn verschillende soorten sperziebonen.

Naaldboon

Dit zijn Franse dunne, recht boontjes die langer zijn dan de sperzieboon zoals wij die kennen. De haricot vert is een voorbeeld van zo’n naaldboon. Deze boon geeft witte of paarse bloemen en soms zitten er ook paarse strepen op de groene bonen.

Chinese boon

Net als de Franse boon een rechte dunne boon, maar korter. De plant zelf is ook kleiner (30-35 cm) en daardoor geschikt voor in een pot. Van deze plant kan korter worden geoogst dan van de Franse boon, meestal hooguit vier keer.

Boterboon

Dit is een gele sperzieboon met een zachte smaak. Hij wordt ook wel wasboon genoemd. De peulen zijn vlezig en zacht, de zaden zijn mals. Verwar ze niet met sommige grote witte bonen, die soms ook boterboontjes worden genoemd. In Nederland werden ze vroeger meer geteeld dan tegenwoordig. Je kunt ze oogsten vanaf juni tot eind september.

‘Gewone’ sperzieboon

Deze zijn dikker dan de Chinese boon en de naaldboon. Vaak kun je wat langer van deze plant oogsten. Er bestaan donkerpaarse sperziebonen, maar die worden na het koken groen. Leuk weetje: de Spanjaarden namen ze vanuit Zuid-Amerika mee naar Europa. Omdat we ze hier op dezelfde manier opdienden als asperges, met gesmolten boter en nootmuskaat, kregen ze de naam: ‘Aspergiebonen’. Later werd dat verbasterd tot sperziebonen.

Spekbonen

Deze bonen werden in Nederland veel vaker gegeten dan nu. Men kon een dikke boon – want dat is het – toen nog waarderen. Ze zijn zo groot als snijbonen, maar dan rond. Binnenin zit een grote witte boon.

Omdat ze zo dik zijn, moet je ze langer koken dan de ‘gewone’ sperzieboon. Deze boon heeft de ouderwetse bonensmaak, een sterke smaak waarvan je moet houden. Deze boon behoudt het beste zijn smaak en structuur als je hem invriest.

Snijbonen

Deze groene bonen zijn groot, vlezig en wat plat. Je eet ze vers, gesneden in reepjes. Omdat de peulen van snijbonen zo lang zijn, zijn de meeste rassen stokbonen. Bij stambonen hangen de peulen al gauw op de grond. Snijbonen zaai je in de volle grond in de maanden mei en juni. Zet ze net als de andere bonen op een zonnige plaats.

De gele boterboon heeft een zachte smaak en wordt ook wel wasboon genoemd.
Gele boterboon

Rassen

Binnen de soorten slabonen en pronkbonen bestaan veel rassen.

Het is een kwestie van uitproberen, maar een aantal criteria die je kunt hanteren bij de keuze voor een ras zijn:

  • Met of zonder draad
  • Enkel of dubbel ras (de laatste zijn wat vleziger)
  • Lengte van de peul
  • Hoogte gewas (stok of stam)

Enkele biologische rassen:

Stamslaboon ‘Compass’, een donkergroene, dunne sperzieboon (type haricot vert) met lange (12-14 cm) peulen.

Domino (stamslaboon) met donkere mooie peulen van zo’n bijna een cm dik en 12-13 cm lang. Een hoge productie.

Stamslaboon ‘Dubbele witte zonder draad’ is een malse en smakelijke boon, die vrij lang doorgeplukt kan worden. Dit ras is weinig schimmelgevoelig bij nat weer.

Stamslaboon ‘Dior’ is een fijn type wasboon met mooie gele sperziebonen. Zacht van smaak met rechte peulen (lengte: 13-14 cm) die vooral aan de buitenkant van de plant hangen en daardoor gemakkelijk zijn te plukken.

Stokslaboon ‘Cobra’ is een dunne, lange (20 cm) sperzieboon met een hoge opbrengst. Dit ras is geschikt voor kas- als buitenteelt.

Spekboon ‘Neckarkönigin’ (stokboon) heeft lange (ca. 20 cm), zeer vlezige peulen die lang mals blijven. Teel deze boon op een beschutte plaats. Geschikt voor kas- en buitenteelt.

Spekboon ‘Neckargold’ (stokboon) heeft fijne, diepgele en malse peulen van 23-25 cm. lang. Een stevige plant met een diepe beworteling. Geschikt voor kas en buitenteelt.

Stokbonen en stambonen

Je hebt het nu al verschillende keren voorbij zien komen: stokbonen en stambonen, hoge en lage planten. Hieronder lees je over de verschillen en voor- en nadelen van de verschillende planten.

Stambonen worden ook wel struikbonen genoemd. Ze worden in rijen geteeld. De stokbonen, of klimbonen, hebben iets nodig om zich omheen te winden en te klimmen. Dat kunnen bamboestokken zijn, maar je kunt ook draadjes spannen vanaf bijvoorbeeld een fietswiel op een paal.

Hele lange bonen zijn meestal stokbonen, omdat ze meer ruimte richting de grond nodig hebben.

Stokbonen geven vaak een wat latere oogst. Die moeten eerst de hoogte in groeien en dat kost tijd en energie. Omdat deze plant meer stengels krijgt, is de oogst groter dan bij een stamboon.

Stokbonen zaai je tussen begin mei en half juli.

De voordelen van stokbonen zijn:

  • Nemen minder ruimte in.
  • Gemakkelijker plukken na de eerste boontjes bij de grond.
  • Droogt gemakkelijk op na een regenbui.
  • Verder van de grond, dus de bonen hebben minder snel last van vocht (ziekten/rot/schimmels).

Dat laatste kun je bij stambonen trouwens ondervangen door de bonen in een verhoogde bak te telen.

Stambonen geven sneller oogst
Stambonen kun je gemakkelijk in een (grote) pot telen

Meer opbrengst

De stambonen zijn, omdat ze zelden hoger worden dan een halve meter, zeer geschikt om te telen in een pot. Omdat ze wat eerder klaar zijn met groeien en er eerder boontjes zijn, kun je ze wat later zaaien dan stokbonen.

Je kunt voor een vroege bonenoogst al vroeg in het jaar stamsperziebonen zaaien. Vervolgens zaai je in mei stokbonen voor een oogst in juli en augustus (zowel sperziebonen als pronkbonen en snijbonen). Aan het eind van de zomer zaai je nog eens stamsperziebonen om in de herfst nog een keer te kunnen oogsten. Zo heb je maandenlang boontjes!

De bonensteun

Koop zo lang mogelijke bamboestokken voor de stokbonen, want die groeien zo hoog als de stok reikt. Je kunt bamboe overigens voor dit doeleinde ook in je tuin telen. Lees hier hoe je bamboe teelt.

Je kunt de stokken in rijen neerzetten. Hier lees je hoe je een erwten- en bonensteun maakt. Je kunt met de stokken ook een wigwam maken waarin kleine kinderen kunnen zitten. Buig daarvoor vier bamboestokken naar elkaar toe en bind ze samen. Leg bij elke stok 5 bonen, houd de aarde vochtig en de rest gaat vanzelf.
Hier lees je hoe je een bonenwigwam maakt.

Zorg ervoor dat de stokken onderling 50-60 cm van elkaar af staan zodat de planten na regen voldoende kunnen drogen.

Je kunt voor je klimbonen ook gewone takken nemen zoals ze in Afrika doen.

Wanneer zaaien en bonen weken

Er wordt weleens gezegd dat je bonen eerst zo’n vier uur moet voorweken voordat je ze zaait. Dat versnelt het kiemproces, omdat de zaadhuid dan zachter is en het plantje er zo wat beter doorheen komt. Bij erwten en tuinbonen kun je dit eventueel doen, maar bij sperziebonen is het niet aan te raden. Het werkt het rotten van zaden in de hand. In principe hoeft voorweken helemaal niet, bonen komen vanzelf wel uit hun huid.

Zaai pas als er geen nachtvorst meer is, dus na IJsheiligen (vanaf 3e week mei). Pronkbonen kunnen wel wat kou hebben, ze groeiden oorspronkelijk in hogere gebieden groeiden en houden van een koel-vochtig klimaat. Maar de andere bonen komen uit Zuid-Amerika, die houden van warmte en een droge bodem. Op zandgrond die snel opwarmt doen ze het goed. Op kleigrond ook, mits het niet te nat is, anders rotten de zaden weg. Kleigrond warmt bovendien minder snel op.

Heb je kleigrond, dan is het aan te bevelen binnenshuis of in de kas de bonen voor te zaaien en uit te planten als het warm en droog genoeg is. In de kas kun je het groeiseizoen verlengen door vroeg te zaaien en nog eens in de herfst op te kweken om vervolgens te kijken of je in de volle grond nog een oogst kunt krijgen. Voorzaaien voorkomt bovendien dat de kiemende bonen buiten worden opgegeten door vogels of muizen.

Voorzaaien doe je met een mengsel van 4 delen potgrond en 1 deel brekerzand waarin je steeds zo’n 5 bonen bij elkaar zet om de 5 cm. Met het zand dek je de zaden ook af.

Tussen stokbonen moet meer ruimte dan tussen stambonen, omdat stokbonen meer plek innemen. Daarnaast hebben pronkbonen meer ruimte nodig dan sla- en snijbonen. In een potje van 9 cm kunnen bijvoorbeeld 5 pronkbonen tegenover 7 sla- en snijbonen.

Zaai je toch in de volle grond, bijvoorbeeld omdat jij zandgrond hebt die niet te vochtig is en al lekker is opgewarmd, bescherm je zaaisel dan met vliesdoek of fijnmazig gaas.

Hoe zaaien

Zaaien van stambonen in de volle grond doe je als volgt:

Maak zaaigeultjes en houd tussen de rijen een afstand van 40 cm aan.

Maak de geultjes nat en leg de bonen erin met een tussenruimte van 5 tot 10 cm. Het maakt niet uit of je de onderkant of bovenkant van de boon in de aarde duwt.

Dek de geultjes af met 3 cm grond en geef water. Eén zo’n bonenplant is kwetsbaar als er harde wind in jouw omgeving staat. In dat geval kun je met wat ruimere afstand meerdere bonen bij elkaar zaaien. Zo krijg je een groepje bonen dat samen wat beter bestand is tegen de elementen.

Zo zaai je stokbonen in de volle grond:

Maak de aarde los en zaai bij elke stok 5-7 bonen. Duw ze net zo ver de grond in als de boon dik is.

Geef de zaden bij warm droog weer om de twee dagen water. Beter iets te weinig water dan teveel, want bonenzaden kunnen gaan rotten bij een te vochtige bodem. Na het kiemen hebben de zaailingen wèl water nodig om te kunnen groeien.

Zaailingen van bonen moet je regelmatig water geven.

Uitplanten

Heb je voorgezaaid en zijn je plantjes groot genoeg? Dan is de twee helft van mei het moment om de bonenplanten uit te planten. Vergeet niet voldoende water te geven na het uitplanten!

Tip! Zaai een paar weken voordat je de bonen zaait alvast wat sla en andijvie. Die kunnen totdat de bonenplanten groot zijn tussen de stokken groot groeien. Ze zijn waarschijnlijk klaar om geoogst te worden vóórdat jouw bonenplanten al het licht zullen wegnemen.

Bodem en bemesting

Bonen willen geen bemesting, ze hebben vooral warmte nodig. Ze kunnen zelf stikstof uit de bodem halen en opslaan. Dat doen ze in kleine knolletjes aan de wortels. Je kunt wel wat compost aan de bodem toevoegen twee weken voordat je zaait of uitplant. Stokbonen geef je iets meer dan stambonen, omdat die groter worden en meer bonen dragen.

Bonen doen het goed op elke bodemsoort. Wat ze niet fijn vinden is zure (bos)grond. Heb jij een zure bodem, bekalk deze dan voordat je zaait of uitplant.

Van een natte bodem houden bonen niet. De plant geeft dan minder oogst, want wortels rotten weg. Een verhoogde bak is dan een uitkomst. Ook als je kleigrond hebt die niet snel opwarmt, is zo’n bak die sneller opwarmt een goede plek voor boontjes.

Op zandgrond zul je veel minder last hebben van teveel vocht of een koude bodem. Zandgrond warmt snel op.

In het najaar is kleigrond juist weer een voordeel, omdat die langer de warmte vasthoudt, als het niet teveel regent.

Bonen in de kas

De kas kun je gebruiken om voor te telen en nog een late oogst te doen. Je verlengt er het groeiseizoen mee.

Maar ook midden in de zomer als een gewas in de kas mislukt om welke reden dan ook (schimmel of andere aandoeningen), zijn bonen een prima gewas om de lege plek mee op te vullen. Goed om te weten dat stokbonen in de kas vaak nog groter worden dan erbuiten.

Bij bonen in de kas moet je regelmatig tegen de planten tikken zodat bevruchting plaatsvindt.

Denk eraan dat je net als bij tomaten af en toe tegen de bonenplanten tikt zodat bevruchting van de bloemen plaatsvindt. De plant is tweeslachtig, dat wil zeggen dat in de bloem zowel het zaad als de vrucht zit. Dit betekent dat de plant uitstekend zichzelf kan bestuiven, met hulp van bijen en andere insecten. Juist die ontbreken in de as. Door te tikken, zorg je ervoor dat het stuifmeel op de stamper valt. Zo vergroot je de oogst.

Zet geen verschillende boonsoorten vlak naast elkaar, zowel in de kas als erbuiten. Er kan dan kruisbestuiving plaatsvinden waardoor de eigenschappen waarom je voor een ras hebt gekozen, verdwijnen.

Aandachtspunten

Er zijn een paar dingen waar je bij bonen even op moet letten:

Bonen hebben weinig water nodig, maar na het planten moetje ze meteen water geven en vervolgens twee weken lang regelmatig. Daarna zouden ze voldoende moeten hebben aan de neerslag. Alleen als het langer droogt is, geef je ze wat extra water.

Stokbonen mag je best een eindje op weg helpen bij de klimpartij. Je kunt ze leiden en even opbinden aan het begin.

Je bonenplanten kunnen last krijgen van zwarte bonenluis. Tegen het einde van de lente gaan ze in grote groepen op de jonge scheuten zitten om de plantensappen op te zuigen waardoor de bladeren misvormen. Omdat luizen ook virusziekten overbrengen, kun je ze maar beter bestrijden. Haal je de toppen uit de plant weg, dan verdwijnen ze vaak weer. Lukt dat niet, lees dan het hoofdstuk over zuigende insecten om te zien hoe je de luizen kunt bestrijden.

Bonen oogsten

Alle snijbonen, sperziebonen en pronkbonen pluk je jong en mals. Alleen spekbonen niet: dan wacht je tot de bonen rond zijn en je voelt dat er boontjes in de peul zitten.

Oogst in het hoogseizoen twee keer per week. Door regelmatig te oogsten, voelt de plant zich genoodzaakt nieuwe bloemen aan te maken, want de zaden zijn weggeplukt en de plant wil toch overleven). De bloemen veranderen weer in vruchten: de bonen. En zo stimuleer je een langere en rijkere oogst.

De geoogste boontjes zijn dezelfde dag het lekkerst. Je kunt ze een paar dagen bewaren, koel, maar liever niet te koud, zoals in een koelkast. Een schuur of kelder is beter.

Droogbonen laat je hangen tot de peulen bruin en dor zijn.

Droogbonen laat je hangen totdat de peulen dor en bruin zijn. Trek dan de planten uit de grond en hang ze op z’n kop om verder te drogen. Uiteindelijk zijn de bonen heel gemakkelijk uit de droge peulen te halen. Leg ze een dag of drie in de vriezer tegen de bonenkever, leg ze daarna nog een dag of wat te drogen en bewaar ze ten slotte koel en droog.

Na een vroege of midzomeroogst knip je de bonenplant boven de grond af. De wortels met de stikstofknobbeltjes laat je lekker zitten. Als je tussen de wortels nog een late nateelt bladgroente doet, profiteren die van deze stikstof die langzaam aan de bodem wordt afgegeven.

Bij het ruimen van je moestuin aan het eind van het seizoen, haal je wel de hele bonenplant eruit. Gooi hem op de composthoop, de stikstof is ook daar heel welkom, net als het bonenblad.

Bonen bewaren

Je kunt alle pronkbonen, spekbonen en snijbonen rauw of geblancheerd invriezen en koken als je ze wilt eten. Maar de sperziebonen worden slap en minder lekker. Je kunt ze wel invriezen, maar dan zijn ze toch het lekkerst verwerkt samen met andere ingrediënten in een soep of stoofschotel.

Gezonde bonen

Bonen zijn heel gezond. Ze zijn rijk aan eiwit, ijzer en vezels en zo een belangrijke voedingbron. Met uitzondering van pinda’s en sojabonen bevatten ze vrijwel geen vetten en daardoor geen cholesterol.

Maar rauwe bonen bevatten de giftige stof Phytohemagglutinine (PHA). De hoogste concentratie komt voor in kidneybonen. Deze stof kan de vertering en opname van voedingsstoffen verstoren, je wordt er misselijk van en gaat braken. Daarom moet je bonen altijd koken. Door verhitten op 75o C of hoger vergaat deze stof en kun je de bonen opeten.

Let op! Bonen die in suiker, zout of zuur worden gekookt, worden niet zacht. Deze stoffen verharden de huid van de bonen. Kook dus eerst de bonen gaar zonder enige toevoeging en doe er dan pas zout bij.

Gedroogde bonen moet je minstens 4 uur weken, maar meestal doe je dat een hele nacht. Gooi het weekwater weg en kook de bonen in vers water.

Winderigheid

Van bonen kun je flinke winden laten. Dat komt door de oligosacchariden. Dat zijn stoffen die de goede werking van de dikke darm bevorderen. Wat doe je tegen die flatulentie, ofwel winderigheid?

  • Week de bonen lang en ververs het weekwater een paar keer.
  • Koop gedroogde bonen uit een recente oogst.
  • Kook de bonen eerst in ongezouten water voor en giet het kookwater weg. Maak daarna het recept af.
  • Kook bonen met gember, venkelzaad, kurkuma voor een Oosters smaakje, met spinazie, snijbiet of groenten uit de chicorei-familie (andijvie, witlof) voor een Zuid-Europese twist of op z’n Noord-Europees met bonenkruid.

Dit zou moeten helpen.

Zaad winnen

Wil je zaad winnen van de eenjarige boon, zorg er dan voor dat er minstens 40 meter tussen de verschillende rassen is, wil je zaad met dezelfde eigenschappen als de moederplant.

Oogsten voor het zaad doe je net als met de droogbonen: je laat de peulen hangen en bruin en dor worden. Dan oogst je de peulen en laat je deze nog even op een droge, warme plek doordrogen. Haal de bonen eruit en doe die 48 uur in de vriezer tegen de bonenkever. Daarna ontdooi je ze, laat ze weer een aantal dagen drogen en berg ze droog, koel en donker op. De zaden blijven ongeveer drie jaar kiemkrachtig. Dat verwacht je niet van een plant die niet tegen nachtvorst kan, maar de zaden kunnen twee dagen bij -20 graden overleven.

Fotocredits;
Sperziebonenteelt in Colombia door NP_Carrizal30, CC-licentie.
Bloemen pronkbonen door Kolforn (Wikimedia), CC BY-SA 4.0, via Wikimedia Commons
Pronkbonen door Jennifer C, CC-licentie.
Gele boterboon door Forest & Kim Starr, CC BY 3.0 US, via Wikimedia Commons
Man plaatst stokken voor klimboon door CIAT, CC BY-SA 2.0, via Wikimedia Commons
Zaailing boon door Christopher Jayanata from Pixabay
Droogbonen door KevPBur, CC-licentie.